Theater; We werden ontvangen door een theaterstudente Sofie, die ons vertelde hoe de afdeling theater met het thema ‘echt/onecht’ aan de gang waren gegaan. Ze stonden allemaal op een rijtje en vertelden allemaal iets, zeiden alleen een zinnetje of een woord, wat te maken had met het thema. De zinnen die mij het meest bij zijn gebleven zijn ‘Theater is liegend de waarheid vertellen’ en iets wat op het volgende neerkwam: ‘Op toneel weet ik tenminste dat ik echt ben, in het echte leven is de scheidslijn tussen echt en onecht veel vager’. Daarnaast vertelden hun ons ook iets over klankkleuren, over de manier waarop je, je stem kunt gebruiken, en dat iedere stem zijn eigen kleur heeft. Daarbij vertelden zij dat hun de eigen stem inzetten om iets te vervormen of te vervreemden, wanneer je bijvoorbeeld iets wat als heel erg wordt beschouwd vertelt, de dood van een dierbare, op een overdreven vrolijke manier dan behoud je niet alleen de spanning in wat je aan het vertellen bent maar laat je anderen ook met de vraag zitten of dat wat vertelt is wel waar is ( echt of onecht).
Verder lieten ze ons een aantal oefeningen zien die zij gebruikt hebben om tot een ‘zelfportret’ te komen. Een oefening die zij lieten horen was het samen zingen van een liedje op een dergelijke manier dat het eenstemmig leek, we mochten allemaal niet kijken en als ik niet beter had geweten had ik ook gedacht dat er maar eén iemand aan het zingen was. Ook gingen een aantal theaterstudenten hetzelfde liedje zingen en toonden hiermee aan dat iedereen een liedje wel een beetje eigen maakt want ze zongen het allemaal op een eigen manier met een eigen klankkleur. Een andere oefening die zij hadden gedaan en aan ons voordeden was het imiteren van elkaar; de een vertelt en de andere imiteert en neemt dezelfde houding/lichaamstaal aan ( wie is nu de ‘echte’? ) Een ander koppeltje liet ook zien hoe hun uiteindelijke zelfportret er uit zal komen zien; zij spiegelden/imiteerden elkaar, samen met gezongen gedeeltes zette zij zo een zelfportret neer.
De middelen die zij gebruikten waren voornamelijk; de stem ( spanning), het lichaam; de houding ( imitatie/spiegelen/liegen)
Voornamelijk gebruikte parameters; spanning/hoog en laag/ contrast
Dans; hier kregen we eerst drie solo`s ( zelfportretten) te zien. De solo`s begonnen of eindigen met een zin die te maken had met de persoon zelf. Hierna gingen de solodansers groepjes vormen met de overige dansers waarbij het de bedoeling was dat ze hun eigen dans door anderen lieten dansen in een bepaalde compositie. ( beetje hetzelfde als bij theater – waarbij ze elkaar spiegelden). Aan ons werd gevraagd om te kijken hoe de groepjes, die binnen tien minuten, een compositie/dans moesten vertalen, dit in elkaar zette. Het was leuk om het verschil in werkwijze te zien; twee van de groepjes waren langer bezig met het uitleggen van de dans en bouwden stapje voor stapje een dans op. Het andere groepje begon meteen met dansen; ‘en dan doe je zo, ja goed zo….vervolgens dit…en nu nog een keer alles tegelijk’ ( verschillende werkvormen).
Vervolgens lieten de groepjes aan ons zien hoe zij de solodans hebben vertaald. Hierbij moesten we ook goed opletten op welke manier de ruimte werd gebruikt en welke aspecten zij nog meer in hun dans gebruikten. Ook hierbij kwam naar voren dat zij, ook beeldende aspecten maar dan met een andere invulling gebruikten, zoals hoog/laag ( (perspectief)op de grond/of armen in de lucht), spanning, contrast ( accenten/wisseling tussen spanning en ontspanning), compositie ( ruimte- hele dansvloer/gedeelte dansvloer/ driehoek).
De manier waarop hun het thema hebben ingevuld is dus een beetje hetzelfde als bij theater; zij dansen elkaars ( persoonlijke) dans. Hierdoor weet je ook niet meer wat wel bij de persoon zelf hoort en wat niet.
De middelen die zij hiervoor gebruikt hebben, en dan uiteraard ook het lichaam, heb ik hierboven al genoemd; ruimte/compositie/contrast/spanning/perspectief.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten